Мемуары о Bonne Ruys

К юбилею питомника.

Memories van Bonne Ruys 
Volgens een stamboom, dat Bonne Ruys heeft overgeschreven van een verre neef Johannes Ruys, die gewoond heeft in Heemstede en Den Haag, heeft de familie vanaf ongeveer 1138 in de provincie Utrecht gewoond.
Eén van de oudste voorvaderen heeft volgens hem van Floris v het familiewapen gekregen, nadat deze had meegedaan aan een kruistocht in het Verre Oosten.
Dit wapen heeft een gouden Grieks kruis op een rood veld.

De familienaam werd toen geschreven met sch, maar in de 17e eeuw verhuisde één van zijn voorvaderen Willem Ruys naar Amsterdam en zijn zoon werd in het doopboek geschreven zonder ch, waarna deze beide letters uit de naam zijn verdwenen.
Zijn grootvader Theodorus Ruys was ten tijde van Napoleon tabaksmakelaar in Amsterdam, maar omdat hij een oranje-klant was, wilde hij niet meewerken met de Franse tabaksregie en is toen waarschijnlijk wegens ontoelaatbare handelingen tegenover de toemalige regering gevlucht naar Lagen, een klein dorp even over de grens de grens in de buurt van Denekamp.
Toen de macht van Napoleon gebroken was, is hij weer gerepartrieerd en heeft zich toen gevestigd in Kampen.
Daar is Bonne Ruys geboren in een huis op de Korenmarkt op 29 juli 1865.

In 1869 verhuisden zijn ouders en zuster naar Dedemsvaart.
Zijn vader was nog in Kampen op zoek naar een huis tot dat hij bericht kreeg van zijn zwager Arend Berends te Dedemsvaart, de oudste broer van zijn moeder, hij had een huis gekocht “Moerheim” met omstreeks 10 ha. land.
Arend Berends bood zijn vader om het huis met de landerijen voor dezelfde prijs over te nemen.
Hij accepteerde het aanbod, en verhuisde naar Dedemsvaart.
De dokter had bezwaar dat zijn moeder per spoor en rijtuig ging maar per scheepsgelegenheid naar Zwolle en verder per trekschuit was geen probleem.

Het huis Moerheim is, omstreeks 1845 gebouwd voor de burgermeester, Baron van Dedem.
Na twee jaar is de Baron van Dedem overleden en het huis is toen een kostschool geworden.
Het is nog enige jaren bewoond geweest door Dokter Meyeringh.

Toen Bonne Ruys een jaar of 10 was, zei hij tegen zijn vader, dat hij kweker wilde worden.
Hij had liefhebberij voor het boomkwekersvak gekregen, doordat in 1872 de heer Jongkindt Coninck hier een kwekerij was begonnen, waar hij wel eens heenging met zijn boezemvriend Francois van der Elst.
Na aantal jaren op verschillende scholen en kostscholen in verschillende plaatsen in Holland en België te hebben gezeten, waar veel verschillende talen gesproken (waar hij wat van geleerd heeft) werd deed Bonne Ruys op 22 maart 1882 zijn intrede in het tuinbouwvak. Zijn vader was er op tegen, dat hij kweker zou worden, hij kreeg regelmatig brieven van zijn vader, om hem aan te moedigen om toch liever te gaan studeren. Uiteindelijk was zijn vader er tevrede mee en werd besloten dat hij in het voorjaar leerling bij de heer Jongkindt Coninck te Dedemsvaart zou komen.
De heer Jongkindt Coninck noemde deze kwekerij Tottenham, omdat hij een jaar gewerkt had op de kwekerlij van de Thomas S. Ware die toen een grote kwekerij had van vaste planten te Tottenham.
De heer Jongkindt Coninck had zich verloofd met de dochter van de heer Ware. Maar zijn zwagers die hem veel geld hadden geleend voor zijn zaak waren zeer tegen op hun huwelijk, waardoor het niet door ging.
In 1882 was er geen tuinbouwschool in ons land en het sprak toen bijna vanzelf dat Bonne op de kwekerij Tottenham kwam. Bonne is van maart 1882 tot het najaar 1884 gebleven. Begin februari 1885 ging Bonne naar Engeland. Het doel van de reis was de Hale Farm Nurseries van de heer Thomas S. Ware.

Tottenham was in die tijd een landelijk dorpje ten noorden van Londen. Op het terrein vanTottenham staan nu allemaal huizen.
Het was een mooie kwekerij; de hoofdcultures waren vaste planten en op dit gebied was het misschien de grootste zaak van de wereld.
Op deze kwekerij werkten veel buitenlanders.
De heer Ware nam veel buitenlanders als goedkope werkkrachten aan.
Na enige tijd in Engeland te zijn verbleven, waar het er anders aan toe gaat als in Nederland, reisde Bonne kort voor Kerstmis 1885 naar huis, waar hij bleef tot februari 1886.
Toen kreeg hij op aanbeveling van de heer Jongkindt Coninck een plaats op een boomkwekerij van de heer Martin Muller te Neudorf bij Straatburg.
De chef van de kwekerij vloekte en schold op de arbeiders als het minste of geringste niet naar zijn was.
Na enige tijd in de kwekerij te gewerkt te hebben en bijna al het ruwe werk moest doen is hij daar weggegaan.

Hij vroeg zijn vader om fl. 100,-  op te sturen.
Hij reisde naar Baden-Baden in de hoop daar werk te vinden met zijn mooie getuigenschriften en aanbevelingsbrieven in zijn zak.
In Frankfort aan de Main begon het geld een beetje op te raken.
Na bij vele kwekerijen in Frankfort en omgeving tevergeefs om werk te hebben gevraagd zag hij op een avond een daklozen tehuis staan.
Hij is daar samen met een leeftijdsgenoot op af gegaan.
Ze konden de eerstvolgende maandag aan het werk.
Ze moesten steenkolen bij de klanten brengen met paard en wagen, als er tijd over was, moesten ze in de kwekerij werken.
De volgende morgen vond hij een brief van de Directeur van de Palmgarten de heer Paul Siebert aan wie hij ook om hulp had gevraagd. Hij schreef  dat Bonne een plaats kon krijgen bij de firma Heinrich Henkel te Darmstadt, destijds een bekende grote kwekerij met tuinarchitectuur.
Hij had nog een beetje geld over en ging weer verder op reis.
Maar hij slaagde er niet in.
In Mainz kocht hij een kaartje van een stoomboot voor over de Rijn.
In Arnhem verliet hij de boot weer en ging door naar huis.

Toen hij enige dagen thuis was, las hij een advertentie in “ Floralia” , een tuinbouwweekblad, waarbij de heer M. Rahder Boomkweker te Hoogeveen een chef vroeg voor zijn kwekerij. Hij solliciteerde en kreeg de baan. Toen hij er enige maanden gewerkt heeft, werd de heer Rahder ernstig ziek. Hij vroeg of Bonne de zaak misschien over wilde nemen. Hij had daar geen zin in, hij voelde zich nog te jong om een eigen zaak te beginnen. Hij besloot om eerst eens op de hoogte te komen van groente en fruit, zaadteelderij en zaadhadel te leren.
Hij zag een advertentie van de firma Gebrs. van Namen te Zwijndrecht, waarop hij schreef en daar dadelijk geplaats kon worden.
Hij werkte daar op kantoor en in de zaadhandel en de zomer in de fruithandel. Hij deed ook de correspondentie in het Frans, Duits, en Engels en vertaalde de prijscouranten. Daar leerde hij zelfstandig werken. Hij werkte daar van november 1886 tot maart 1888.

Op 15 maart 1888 bood zijn vader zoveel grond aan als hij nodig had en het benodigde bedrijfskapitaal te fourneren. Hij noemde de kwekerij “ Moerheim”  naar het ouderlijk huis. In 1891 overleed zijn vader op 61 jaar. Hij verloor een vader, een vriend en raadsman. In het voorjaar van 1892 kwam een goede kennis van Bonne Ruys bij hem logeren. Paul Maximiliaan Heijning. Die kende hij og van vroeger toen ze leerling waren bij de heer Jongkindt Coninck. Hij stelde voor om als compagnon in zijn zaak te worden. Bonne ging op het voorstel in met als afspraak,  dat Paul de administratie zou doen en Bonne zich meer op het technische gedeelte zou richten. Ze zouden een jaar als proeftijd nemen.
Na enige maanden samen te hebben gewerkt kwamen ze tot de conclusie dat ze niet bij elkaar pasten, en besloten als vrienden uit elkaar te gaan.
Het eerste jaar, 1888 kocht hij van de firma Gebrs. van Namen en ook van enkele andere Nederlandse en Duitse zaakhandelaren een partij groentezaden. Ook kocht hij van de heer Jongkindt Coninck een partij Vaste Planten, jonge Rhodondendrons, Azalea’s en diverse Coniferen en Heesters, Rozen enz.

Van de firma Gebrs. Dippe te Quedlinburg kocht hij een aantal pakjes van een als nieuw aangeboden peul-varieteit Grauer Riesen Schnabel die zaaide hij uit. Dit was een soort met grote paarse bloemen, maar in de zomer een stam met grote witte bloemen. De peulen die eraan kwamen werden opgepeuzeld door de mussen. Toen ze rijp waren, bleek dat hij slechts nog een tiental erwten over had.
Hij beschouwde ze als een nieuwigheid  met grote toekomst.
In 1892 bracht hij ze in de handel.
Hij ging naar de firma I.C. Schmidt te Erfurt, daar kocht de eigenaar dhr. Müller zoveel als hij kon missen. Deze soort moest ook in de catalogus komen onder de naam “ Moerheim’s Riesen Zuckererbsen”.
Doordat Moerheim’s reuzenpeul in de catalogus stond, kon hij de volgende jaren niet aleen in Duitsland maar ook in ons land steeds grotere partijen van verkopen.
Het resultaat was dat hij er duizenden guldens aan verdiend heeft.

In 1890 besloot Bonne een gedrukte catalogus uit te geven, waarin veel meer soorten zaden werden aangeboden en ook een collectie Vaste Planten, Aardbeiplanten, Vruchtstruiken, Rozen, Coniferen enz.
Elk jaar werd de prijscourant wat uitgebreider. Na een aantal jaar heeft hij geen prijscourant uitgegeven en concentreerde zich op de detailhandel om de catalogus een zo smakelijk uiterlijk te geven.
In het binnenland had hij weinig succes met de Vaste Planten.
Men plantte liever Pelargoniums, Begonia’s, Canna’s enz. in ronde ovale perkjes en een losse beplanting of een rangschikkking in borders.
Gele bloemen waren destijds taboe en daardoor Gaillardia, Helenium e.d. zo goed als onverkoopbaar.

In april 1893 verloofde Bonne Ruys zich met Engelina, Gijsberta Fledderus, goboren te Hellendoorn op 28 december 1872.
En trouwde  op 3 juni 1896 in Deventer met haar. Ze maakten een huwelijksreis naar het Schwarzwald en overlegde met zijn moeder, of hij het helft van het huis “Moerheim” in gebruik mocht nemen.
In november van het jaar 1893 trad Johannes van der Meulen in dienst bij hem, destijds tuinbaas bij zijn oom Berend Berends. .
In 1894 reisde Bonne samen met zijn broer L.A. Ruys en een oude goede kennis, de heer Albert Rooseboom af naar Engeland ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan van Y.M.C.A. (Young Men’s Christian Association). Ze bezochten enkele kwekers. Bonne had graag wat langer willen blijven, maar ze hadden de afspraak om samen terug te reizen. Daarom besloot hij het jaar erop een zakenreis te maken.

De eerste jaren dat hij in Engeland reisde , was het moeilijk om klanten te krijgen. Half mei werden rond die tijd de kwekers, overstroomd met bezoeken van bollenkwekers en Boskopers.
Hij vroeg de kwekers of hij de kwekerijen mocht zien, om te kijken of er ook nieuwigheden waren.

Het jaar 1896 vond hij in de zomer in een bed met zaailingen van Campanula persicifolia alba één plant, die geheel afweek van de gewone, namelijk met enorm grote, platte, dubbele bloemen.
Hij zag hier wel een toekomst in. Langzamerhand begon zijn zaak meer bekendheid te krijgen.
In 1898 bracht hij een eenvoudige prijscourantje uit in de Engelse taal. Ook in dit jaar werd zijn broer L.A. Ruys deelgenoot van zijn zaak, en lieten door een notaris een vennootschapcontract opmaken.
Op 1januari 1899 ging de compagnieschap onder de firma .B. Ruys in. In 1900 kwamen er allerlei tegenspoeden. Ze raakten hun meesterknecht Singer kwijt, die wilde terug naar zijn geboorteland.
Door vele regens in de oogsttijd viel de opbrengst tegen.
In de loop van 1901 maakt zijn broer bezwaar, om de vennootschap voort te zetten. Met ingang van 1902 is deze notarieel ontbonden verklaard en heeft Bonne de zaak alleen voortgezet.

Bonne besloot in 1899 toen had hij 2 kinderen, Daniël en Lotte om een andere woongelegenheid te zoeken, omdat er op de Moerheim onvoldoende ruimte was.
Hij heeft een huis laten bouwen naast het kantoor.
Het huis kreeg de naam “Nieuw -Moerheim”, ze bleven er tot 1928 wonen.

Op een avond zat Bonne de heer van der Elst, huize “Vredehoef”.
Dhr van der Elst klaagde over dat de boerderij zo wienig opbracht. Bonne stelde voor om de boerderij aan hem te verhuren omdat hij graag grond erbij wilde hebben voor de zaadteelderij. Dhr. van der Elst stelde voor om 16 ha. te verhuren.
Dhr van der Elst stierf in 1904 en zijn huis met land in eigendom ging over naar de heer Scholtens. Dhr van der Elst was tot taxateur benoemd om de planten en heesters te taxeren. Bonne had ruim 100 planten van de nieuwe dubbele witte Campanula persicifolia, dhr. van der Elst wilde er graag een paar kopen, uiteindelijk heeft Bonne dat goed gevonden. Bonne wilde zo lang mogeijk het monopolie houden en niet aan andere kwekers verkopen. Voor Bonne zou het mooi zijn om deze Campanula als eerste in de handel te brengen. .De naam zou waarschijnlijk Moerheimi worden. Maar het is uiteindelijk Campanula percisifolia gigantea plena geworden.
In 1900 en 1901 reisde Bonne niet af naar Engeland vanwege de Transvaaloorlog. Hij was bang om ruzlie met zijn klanten te krijgen.
Wel reisde hij af naar Duitsland en Oostenrijk-Hongarije om meer bekendheid te krijgen.
In de zomer kreeg Bonne een verzoek van de frima J.C. Schmidt te Erfot of hij een deense man genaamd Paul Hansen van 19 jaar in dienst wilde nemen. Hij nam hem op voorwaarde aan, dat hij een jaar zou blijven en genegen was, hem Deens te leren. Dit gebeurde ook. Later zijn ze nog jarenlang vrienden gebleven tot aan de dood van Paul.

In mei 1902 maakte Bonne weer een reis naar Engeland.
Hij leerde mensen kennen en kwam in gesprek met een man.
Ze vroegen elkaar wat hun vakken waren. De man had een systeem om in plaats van boeken voor Rekening Courant en voor voorraadboeken, kaarten te gebruiken, die je op alfabetisch volgorde kan leggen.
Bonne was geinteresseerd kocht zo’n kast. Alles werd op kaart gebracht, hij was blijkbaar de eerste nederlander die met zo’n systeem werkte.
Hij bracht een tweede nieuwigheid op het gebied van Vaste Planten in de handel, de Aubrietia Hybr. Moerheimi. Die hij een aantal jaar eerder had gevonden en een bedje met zaailingen, dit is een grote bloem van prachtig helder-roze kleur. In het voorjaar van 1903 kocht hij  van de heer Max Leichtlin te Baden-Baden een nieuwe Incarvillea grandflora die hij kruiste met Incarvillea Dela vayi. .

In 1904 zou een grote internationale tuinbouwtentoonstelling te Düsseldorf worden gehouden onder naam van “Große Internationale Kunst- und Gartenbau-Ausstellung. Hij werd uitgenodigd om lid van de jury te zijn, wat hij accepteerde.
De Kroonprins Wilhelm, die toen slechts 19 jaar was, zou de openingsrede houden. In de zomer maakte hij zijn eerste reis naar Denemarken. De denen waren volgens hem erg gastvrij.
Hij besloot ook om Zweeds te gaan leren.
Hij vond dit wel wat moeilijker vooral de grammatica.
Woordenboeken Zweeds-Nederlands bestonden niet. Enige jaren later heeft de heer Ström leraar van de Militaire Academie te Breda een Zweeds-Nederlands woordenboek en omgekeerd geschreven.
Hij leerde de taal omdat hij aardig wat cladisie in de Scandinavische landen had en niemand kon de taal spreken.
Hij probeerde de talen zonder accent te spreken, maar met Deens, Noors en Zweeds lukte hem dat niet. .
Bonne Ruys deed de laaste jaren levereranties bij de Koninklijke tuinen te Het Loo en Soetstdijk.

Op 31 augustus 1943 kreeg Bonne Ruys de titel van Hofleverancier van H.M. de Koningin Moeder.
Op zich is deze titel niet zo belangrijk in Holland, maar in het buitenland zijn ze niet zo vrijgevig met het geven van titels.
Plotseling had Bonne Ruys geen zin meer in dit werk en zei hij dat iedereen de rest wel kon nagaan.
De ontwikkeling ging inderdaad op dezelfde voet verder.
Zowel Bonne Ruys vrijwel de eerste was die met kaartsystem werkte was hij ook de eerste die giro nam.
Hij mocht zijn nummer zelf kiezen. Omdat hij telefoon nr 5 had wilde hij ook giro 5.
Nu is het telefoonnummer 612345 en giro 800005, dus in beide gevallen bleef de 5 gehandhaafd.
Op het gebied van het zoeken naar nieuwe planten ging Bonne Ruys verder.
Hij kruisde jarenlang nog planten, en wetenschappers overal vandaan wilde dit wonder zien.

Vele hiervan zijn nog in de handel verkrijgbaar: Delphinium Moerheimii, Delphinium Capri, Astilbe Prof. van der Wielen, Astilbe Betsy Cuperus, Phlox Caroline van den Berg, Phlox Spitfire, Phlox Starfire.
Ook in latere jaren is het zoeken naar nieuwigheden voortgezet en zo bracht zijn jongste zoon Theo Helenium Moerheim Beauty.
Dit jaar bestaat Moerheim honderdtwintig jaar en het is nog altijd een boeiend bedrijf.

Источник: https://www.moerheim.nl/html/memories%20van%20bonne.html

Добавлено rozovodik 18 февраля 2024